De adem van mijn licht

Rotterdam

16 mei 2025

Aangepast op

De Nacht waarin de Sterren Fluisterden

De hemel was diepblauw, zo blauw als de mantel van een vergeten god.

Tussen de wolken lagen sterren als stille wachters, fonkelend als de zilveren ogen van een raadsel dat niemand nog begreep.

De lucht rook naar regen die nooit viel, naar beloftes die tussen de bladeren fluisterden, zich nestelend in de schors van oude amandelbomen en de rimpelingen van de rivier. Langs de Waterkant, waar de golven loom hun adem uitbliezen tegen de stenen.

Advertentie

De stad achter hen ademde vermoeid —Paramaribo, verzonken in dromen die ooit helder waren geweest maar nu vervaagden als mist boven de markt in de vroege ochtend.

De geesten van verleden en toekomst liepen hier door elkaar als draden in een weefsel dat nog niet voltooid was.

Ze legde een hand op zijn arm, haar ogen donker als de schaduw onder een oude tamarindeboom.

Hij sloot zijn ogen. Eerst hoorde hij alleen de stad—het gebrom van auto’s, het geroezemoes van stemmen, het zachte gefluister van een kind dat honger had.

Maar onder die lagen lag iets anders. Dieper. Een hartslag die niet van één mens kwam, maar van het land zelf, waar hij zijn wortels terugvond, dat uit de verte roept en zijn hart in beroering bracht;

Ooh, Juliētte, jouw naam fluistert als de wind die zachtjes door de bomen ademt, in de stilte van de bergen, waar de echo van de liefde haar oorsprong vindt.

Je naam is een melodie van het eeuwige, een samenspel van zon en maan, van licht dat zich buigt naar de duisternis, en duisternis die zichzelf opheft door jouw licht.

Als een ster die plots uit de nacht viel schoot je voorbij m’n balkon, een herinnering aan wat ooit was en wat opnieuw zou kunnen zijn.

De ziel zegt “Liefde kent geen bezit, Liefde is een eeuwige reis.” In jou heb ik het pad gevonden, een pad dat ons door de stormen leidt, door de stille wateren, naar het verre horizon waar de zonsopgang wacht.

Oh. Juliētte, jouw hart is mijn haven, een plaats waar onze dromen de veilige kust vindt.

In jouw ogen zie ik de bergen die zich niet afwenden, de diepe wortels die alles omarmen, zich niet binden aan wat voorbijgaat, maar bloeien in het tijdloze nu.

Want liefde, is niet slechts de symfonie van hart tegen hart, maar het weven van zielen die zichzelf met elkaar verstrengelen, de handen die elkaar vinden in de schaduw van een glimlach, de adem die samenhult in de stilte van een nacht, waarin geen woorden meer nodig zijn.

Juliētte, jij bent mijn adem, mijn zucht en mijn leven, en in deze eeuwigheid, waar de liefde geen begin of einde kent, ben jij de naam die ik fluister in de storm, de naam die altijd zal weerklinken in de ruimte die wij samen zijn.

En in dat moment, toen de wind aanwakkerde en de regen eindelijk viel, leek het alsof de stad, het land, de wereld zelf even inademde —een nieuwe adem, de geur van faya lobbi, vermengt met aarde, een nieuw begin, dat proeft als schoonheid en voedt met kracht.


Gepost op

in

door

Reacties

Plaats een reactie