De Strijd om Soevereiniteit in Dominica, Suriname en Grenada

Rotterdam

16 mei 2025

Aangepast op

Dit hoofdstuk analyseert de strijd om soevereiniteit in deze drie landen en vergelijkt de politieke en sociale dynamieken die de vorming van hun onafhankelijke staten hebben bepaald.

3.1 Soevereiniteit als Strijdtoneel

Soevereiniteit is nooit een vanzelfsprekendheid geweest voor postkoloniale staten in het Caribisch gebied. De erfenis van koloniale overheersing, economische afhankelijkheid en etnische verdeeldheid heeft de natievorming in landen zoals Dominica, Suriname en Grenada sterk beïnvloed. Hoewel elk van deze landen een eigen historische context kent, delen ze gemeenschappelijke thema’s: dekolonisatie, interne verdeeldheid, buitenlandse inmenging en economische kwetsbaarheid.

3.2 Dominica: Van Britse Kolonie naar Politieke Instabiliteit

Dominica, een kleine eilandstaat in het oostelijke Caribisch gebied, verkreeg op 3 november 1978 onafhankelijkheid van het Verenigd Koninkrijk. Maar de weg naar zelfbestuur werd gekenmerkt door politieke instabiliteit en buitenlandse inmenging.

3.2.1 Sleutelfiguren in Dominica’s Onafhankelijkheidsproces
  • Edward Oliver LeBlanc was een van de eerste pleitbezorgers van Dominicaanse autonomie. Als leider van de Dominica Labour Party (DLP) in de jaren ’60 en ‘70 legde hij de basis voor onafhankelijkheid.
  • Patrick John, de eerste premier na onafhankelijkheid, trachtte economische hervormingen door te voeren, maar zijn regering werd al snel in diskrediet gebracht door beschuldigingen van corruptie en pogingen om buitenlandse huurlingen in te zetten tegen politieke tegenstanders.
  • Eugenia Charles, de eerste vrouwelijke premier van Dominica (1980-1995), speelde een cruciale rol in het stabiliseren van de Dominicaanse politiek. Haar neoliberale economische beleid en pro-westerse houding maakten haar echter ook kwetsbaar voor kritiek van sociale activisten en linkse groeperingen.
3.2.2 De Invloed van Neokolonialisme en Neoliberalisme

Na de onafhankelijkheid bleef Dominica economisch afhankelijk van voormalige koloniale machten en internationale financiële instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Het land voerde neoliberale hervormingen door, die enerzijds buitenlandse investeringen aantrokken, maar anderzijds sociale ongelijkheid en werkloosheid vergrootten.

Tegelijkertijd werd Dominica in de jaren ’80 betrokken bij de Reagan-doctrine, waarbij de VS invloed uitoefenden in de regio om linkse bewegingen en revolutionaire regeringen (zoals die van Maurice Bishop in Grenada) te ondermijnen.

3.3 Suriname: Een Revolutie, een Coup en de Strijd om Onafhankelijkheid

Suriname verkreeg op 25 november 1975 onafhankelijkheid van Nederland, maar de politieke stabiliteit bleek van korte duur. Het land werd in de decennia na de onafhankelijkheid geconfronteerd met een militaire staatsgreep (1980), politieke onderdrukking van Nederland, burgeroorlog en een economische crisis.

3.3.1 Sleutelfiguren in Surinames Vrijheidsstrijd
3.3.2 De Impact van Neokolonialisme en Neoliberalisme
  • Henck Arron, de eerste premier van het onafhankelijke Suriname, leidde de onderhandelingen met Nederland over de onafhankelijkheid. Zijn regering werd echter gekenmerkt door economisch wanbeleid en corruptie.
  • Desi Bouterse, de leider van de militaire staatsgreep in 1980, vormde de Nationale Militaire Raad en regeerde Suriname met harde hand, met als dieptepunt de Tragedie in 1982.
  • Ronny Brunswijk, een voormalig lijfwacht van Bouterse, leidde de Junglecommando’s onder supervisie van ex-kolonel van de commando’s, ex-militair attaché van Nederland in Paramaribo, Bas van Tussenbroek, in een gewapende strijd tegen het militaire regime (1986-1992), wat resulteerde in de Binnenlandse Oorlog en de Drama van Moiwana.
  • Anton de Kom, hoewel geen politicus in de periode van onafhankelijkheid, blijft een symbool van de Surinaamse vrijheidsstrijd en antikoloniale beweging. Zijn geschriften inspireerden generaties activisten en intellectuelen.

Suriname is een klassiek voorbeeld van een land dat worstelt met neokoloniale structuren. Ondanks de formele onafhankelijkheid blijft de economie sterk afhankelijk van buitenlandse investeringen en exploitatie van natuurlijke hulpbronnen zoals bauxiet, goud en olie.

Daarnaast speelde het IMF een controversiële rol in Suriname. In de jaren ’90 en 2000 werden structurele aanpassingsprogramma’s opgelegd die sociale voorzieningen verminderden en de economie verder openstelden voor buitenlandse bedrijven.
Tijdens de regeer periode van de VHP met Chandrikapersad Santokhi als president vanaf 16 juli 2020, is door de implementatie van maatregelen onder het wakend oog van het IMF, de sociale ongelijkheid en armoede onder de bevolking toegenomen. Het is vooral merkbaar onder de minimaal verdieners en hun kinderen voor wie het onderwijs moeilijker toegankelijk wordt.

In recente jaren heeft de opkomst van BRICS (Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika) nieuwe mogelijkheden geboden voor economische samenwerking buiten het traditionele westerse financiële systeem. De vraag blijft of samenwerking met BRICS Suriname een werkelijke soevereiniteit zal brengen, of slechts een verschuiving van afhankelijkheid naar een andere economische grootmacht.

Advertentie

3.4 Grenada: Revolutie en Amerikaanse Inmenging

Grenada’s onafhankelijkheidsstrijd had een ander karakter dan die van Dominica en Suriname. Hoewel het in 1974 onafhankelijk werd van het Verenigd Koninkrijk, zou de echte politieke omwenteling pas in 1979 plaatsvinden, toen Maurice Bishop en de New Jewel Movement (NJM) de regering omverwierpen en een socialistisch bewind installeerden.

3.4.1 Sleutelfiguren in Grenada’s Onafhankelijkheidsproces
  • Eric Gairy, de eerste premier, was een charismatische maar omstreden figuur die beschuldigd werd van corruptie en wanbestuur. Zijn regering werd in 1979 omvergeworpen door Maurice Bishop.
  • Maurice Bishop, een revolutionair leider en bewonderaar van Fidel Castro, voerde sociale hervormingen door, verbeterde het onderwijs en werkte samen met Cuba. Zijn revolutionaire koers leidde echter tot interne verdeeldheid.
  • Bernard Coard, een voormalige bondgenoot van Bishop, pleegde in 1983 een coup tegen Bishop. Dit leidde tot de executie van Bishop en een escalatie van politieke spanningen.
  • Ronald Reagan, de Amerikaanse president, zag de situatie in Grenada als een bedreiging voor Amerikaanse belangen in het Caribisch gebied. In 1983 viel de VS Grenada binnen, verwijderde de regering en herstelde een pro-westers bestuur.

Na de Amerikaanse invasie werd Grenada hervormd volgens neoliberale principes. De economie werd geherstructureerd om aantrekkelijker te worden voor buitenlandse investeerders, maar dit ging vaak ten koste van sociale en nationale belangen.

Grenada’s geschiedenis toont hoe buitenlandse inmenging de soevereiniteit van een natie kan ondermijnen. Hoewel de New Jewel Movement streefde naar een onafhankelijke, socialistische staat, werd de koers van het land uiteindelijk bepaald door Amerikaanse geopolitieke belangen.

3.5 Conclusie: Verschillende Wegen, Gedeelde Uitdagingen

Hoewel Dominica, Suriname en Grenada unieke trajecten volgden in hun strijd om soevereiniteit, delen ze fundamentele uitdagingen:

  • Buitenlandse inmenging (VS in Grenada, Nederland in Suriname, VK in Dominica)
  • Economische afhankelijkheid (IMF-programma’s, neoliberale hervormingen)
  • Interne politieke verdeeldheid (etnische spanningen, militaire coups)

De grote vraag blijft: hoe kan ware soevereiniteit worden bereikt in landen die structureel verweven zijn met voormalige koloniale machten en internationale financiële instellingen?


Gepost op

in

door

Reacties

Plaats een reactie