In de schaduw van een hevig gepolariseerd maatschappelijk debat lijkt het politieke begrip “links” een diepe gedaantewisseling te ondergaan. De kritieken zwellen aan, vooral onder mensen die zich verwonderd afvragen: is dit nog het links van Willem Drees en Joop den Uyl? Of kijken we inmiddels naar een beweging die in toon, methodiek en dogma meer gemeen heeft met haar historische tegenpolen dan ze zelf zou willen toegeven?
Van solidariteit naar sektarisme?
Waar het klassieke links in Nederland bekendstond om haar nadruk op solidariteit, gelijkheid, opbouw van de verzorgingsstaat en vreedzaam activisme, lijkt het hedendaagse links zich regelmatig te verliezen in een soort moreel absolutisme. Kritiek wordt vaak afgedaan als “fout denken” en afwijkende meningen belanden snel in het verdomhoekje van “haatdragend” of “extreemrechts”—zonder oog voor nuance of context.
Juist in die houding herkennen critici de autoritaire trekjes die we historisch eerder bij de uitersten van het rechtse spectrum zagen: uitsluiting van andersdenkenden, verheven eigen morele superioriteit en hardline retoriek. De ironie is dat dit nieuwe links zichzelf presenteert als verdediger van diversiteit en tolerantie, maar tegelijkertijd weinig ruimte laat voor ideologische diversiteit binnen haar eigen rangen.
Democratie als decor?
Volgens een veelgehoorde metafoor zijn links en rechts inmiddels vleugels van dezelfde vogel, die in cirkels blijft vliegen zonder werkelijk van koers te veranderen. Parlementaire democratie wordt gezien als het decor van een toneelstuk, waarin het verschil tussen partijen cosmetisch is. Het economische beleid verandert nauwelijks, internationale allianties blijven onaantastbaar, en burgers voelen zich steeds vaker machteloos en onvertegenwoordigd.
Dát is de kern van de frustratie: het idee dat links in naam nog progressief is, maar in praktijk het bestaande systeem beschermt, net zoals haar vermeende tegenstanders dat doen. Terwijl Willem Drees de welvaartsstaat uitbouwde met een focus op gelijkheid en stabiliteit, en Joop den Uyl sprak over het “spreiden van kennis, macht en inkomen”, lijkt het huidige links te zijn veranderd in een identitaire poortwachter, meer bezig met symboliek dan systeemkritiek.

De tolerantieparadox
Neem het debat rond religieus extremisme. In naam van antiracisme worden soms groepen verdedigd die zelf intolerantie en geweld propageren—zoals extremistische islamitische stromingen die homorechten verwerpen, vrouwenonderdrukking goedpraten of geweld tegen andersdenkenden aanmoedigen. Veel moslims, die in het Westen leven, voelen zich hierdoor in de steek gelaten: door de extremisten én door links dat hen niet durft te bekritiseren uit angst voor islamofobie.
Dit roept een ongemakkelijke vraag op: Is het nog links als je uit naam van inclusiviteit extreemrechtse patronen verdedigt, zolang ze verpakt zijn in religieuze symboliek? Het superioriteitsdenken, de onderdrukking van “de ander”, en het zwart-witdenken zijn immers kenmerken van het soort ideologie dat na 1945 als “extreemrechts” werd gedefinieerd. Wanneer diezelfde patronen opduiken in de context van religieuze identiteit, lijkt het nieuwe links er soms het zwijgen toe te doen. Met alle gevolgen van dien.
De toon maakt de macht
Recentelijk waren er beelden te zien van anti-NAVO-demonstranten die agressief reageerden op een jonge interviewer van zestien jaar, terwijl hij respectvolle en feitelijke vragen stelde. De verbale agressie, het wij-zij-denken en het gebrek aan inhoudelijke openheid deden eerder denken aan autoritaire proteststijlen dan aan de vreedzame demonstraties van weleer. Het contrast tussen de kalme toon van de interviewer en de verbetenheid van zijn gesprekspartners illustreerde pijnlijk de stijlbreuk met het klassieke progressivisme.
Waar vroeger het debat werd gevoerd in termen van redelijkheid en sociale rechtvaardigheid, lijkt het publieke discours nu gedomineerd door emotie, beschuldiging en vijanddenken—zelfs (of juist) aan de kant die zegt “voor iedereen” op te komen.
Tijd voor herbezinning?
Het huidige links lijkt gevangen tussen een nostalgisch verleden en een krampachtig heden. Enerzijds beroept het zich op historische figuren als Drees en Den Uyl, maar hun sociale idealen en bestuurlijke aanpak worden zelden teruggevonden in hedendaagse partijprogramma’s. Anderzijds omarmt het een soort culturele radicaliteit waarbij elk afwijkend geluid als bedreiging wordt beschouwd, zelfs als dat geluid inhoudelijk juist opkomt voor vrijheid en gelijkheid.
Er is dringend behoefte aan een herbezinning op de waarden die links werkelijk zouden moeten definiëren. Dat betekent terug naar principes als:
- Respect voor het individu boven ideologische collectieven.
- Gelijke rechten zonder blinde verdediging van onderdrukkers.
- Solidariteit met kwetsbaren, niet met extremisme onder welk vaandel dan ook.
- Debat in plaats van dogma’s.
Misschien is het tijd dat links niet langer alleen verdedigt wie er spreekt, maar ook wat er gezegd wordt. En dat het opnieuw leert luisteren naar gewone mensen, buiten de bubbels van academie of activisme.
Want zolang de vorm belangrijker is dan de inhoud, en de toon belangrijker dan de waarheid, blijft die ene vraag terugkomen: als dit het nieuwe links is… waar is het oude gebleven?



Plaats een reactie