Er was een tijd dat de stoep voor je deur een verlengstuk was van je huiskamer. Je zat daar met een bakje in de hand, het gesprek kabbelde voort als de Maas bij weinig wind. Een buurman wandelde voorbij, riep wat, en schoof aan. Men was het niet altijd eens, maar men luisterde. En vooral: men kende elkaar. Tegenwoordig voel ik me soms een vreemdeling in mijn eigen wijk — en dat als iemand die ernaast woont.
Crooswijk is veranderd. Niet alleen in stenen, maar in zielen. De geuren van soep en schoorsteen zijn vervangen door parkeersensoren en bouwketens. Waar ooit fabrieken stonden — de Jaminfabriek, het slachthuis, de drukkerijen — staat nu modern beton met video-intercom. De bedrijvigheid is verdampt, de herinnering eraan haast verdacht gemaakt.
En toch willen ze ons vertellen dat we ooit “arm” waren. Maar wie hier opgroeide weet: we waren niet arm. We werkten. We bouwden. We droegen bij. Alleen de beloning bleef vaak uit. En misschien is dát waar het schuurt — dat gevoel dat we niet zijn vergeten, maar genegeerd.
De kracht van herinnering
Zoals wijkhistoricus Ton Geenen vaak zegt: “Crooswijk is geen wijk, het is een verhaal.” En verhalen moet je koesteren. Ton, zelf overlevende van het Vergeten Bombardement, groeide uit tot wandelend archief. Zijn herinneringen geven context aan het heden. Ze laten zien dat wij als Rotterdammers niet zomaar zijn gevormd — wij zijn geslepen door strijd, solidariteit en schoonheid in eenvoud.
We kennen onze verhalen: stakingen, huuroproer, generaties die zich in stilte opofferden. Ouders die geloofden dat hun kinderen het beter zouden krijgen — en die hoop met zich meedroegen als een kompas.
Wantrouwen als erfenis
Maar waar zijn die beloftes nu?
Een bewoonster, oud-patiënt van een van mijn buren, vertelde me laatst hoe ze bijna haar leven verloor omdat dokters haar klachten bleven wegwuiven. Vier keer te horen krijgen: “er is niks aan de hand.” En pas toen ze zich letterlijk vastklampte aan haar plek in het ziekenhuis, kwam de waarheid aan het licht. Deze vrouw weigerde stil te sterven. Ze móést vechten om gehoord te worden.
Haar verhaal is emblematisch. Het is het verhaal van velen: migranten, vrouwen, werkers, ouderen. Mensen die structureel niet worden geloofd, tenzij ze schreeuwen. En dan zegt men: “Waarom zijn jullie zo boos?”
Beeldvorming en beschuldiging
Sinds 2001 wordt het woord “islam” in onze media uitgesproken als een echo van angst. Altijd vergezeld door beelden van vrouwen met gezichtsbedekking, altijd gelinkt aan spanningen, nooit aan bijdrage. Maar die bijdrage ís er. De Marokkaanse gastarbeider die ’s nachts werkte en overdag een gezin opvoedde. De Turkse buurvrouw die in de schoolkantine soep schonk. De Molukse moslims die hun trouw bewezen aan het koningshuis en in stilte deelden in wederopbouw na de oorlog. Zij hebben Nederland niet alleen mee opgebouwd — ze hebben het gedragen.

En hun kleinkinderen moeten zich nu verdedigen tegen frames die zij nooit gekozen hebben.
Nieuwe buren, oude vragen
Laatst zat ik bij een bewoner thuis toen een nieuwe buurvrouw haar elektrische auto parkeerde en glimlachend uitstapte. Alles aan haar straalde welvaart en zelfverzekerdheid uit. En tóch voelde ik iets knarsen. Niet door haar — maar door wat haar komst mogelijk betekende. Niet de persoon, maar de symboolfunctie. Wordt de wijk die wij hebben opgebouwd, nu opnieuw ingedeeld zónder ons?
Een ongemakkelijk gevoel. En ik, als zoon van islamitische ouders, geboren hier maar gevormd tussen twee werelden, voelde iets wat ik zelden voel: schrik. Niet voor haar. Maar voor de stilte die haar aankomst met zich meebracht. Alsof onze aanwezigheid steeds meer een voetnoot wordt in ons eigen verhaal.
Het systeem en zijn spiegels
“Slagers die hun eigen vlees keuren,” zei een van de buren. Hij lachte er bitter bij. Wat hij bedoelde: wie controleert eigenlijk de macht? Wie beschermt de burger als de rechter, de politicus en de bestuurslaag elkaar de hand schudden?
Wanneer een Vera Bergkamp betrokken is bij een gevoelige kwestie in de Tweede Kamer, en de uitkomst vervolgens verdwijnt in wollige rapporten — dan vraagt de wijk zich af: wie gaat dit rechtzetten? Wanneer de één milde sancties krijgt bij financieel wanbeheer, en de ander maandenlang moet wachten op een uitkering, dan zegt men: “De spelregels zijn niet meer voor iedereen gelijk.”
Dit heeft niets te maken met politiek wantrouwen. Dit ís het resultaat van jarenlang genegeerd worden. En dat mondt uit in zinnen als: “Wat bent u nog meer van plan met ons, overheid?”
Van doofpot naar dialoog
Ik geloof niet in cynisme, maar ik begrijp het. De buurt gelooft niet meer automatisch wat op tv komt. Te vaak werden feiten versmolten met framing. Te vaak waren er excuses, geen verantwoording. De waarheid werd vaak niet verteld — ze werd beheerste communicatie.
Maar de straat vergeet niet. Hier leven echte verhalen. Mensen als de vrouw in die rolstoel, die bleef zitten tot men luisterde. Zoals de arbeider van toen die zijn rug kromde voor de haven en nu zijn kleinkind een stageplek probeert te bezorgen. Zoals de imam die jongeren opvangt, niet met dogma maar met warmte. Zoals de juf die kinderen lesgeeft met een accent dat niet te vinden is op het journaal, maar des te echter is.
Wat nu?
Wat wij nodig hebben is geen nieuwe visie — we hebben onze visie al. Wat we nodig hebben is erkenning. Voor onze geschiedenis, voor onze realiteit, voor onze bijdragen.
Laat de overheid niet spreken over ons, maar met ons.
Laat media niet meer grijpen naar de makkelijkste beelden, maar zoeken naar de diepste verhalen.
Laat scholen geen uniformiteit eisen, maar trots stimuleren op afkomst en kracht.
En bovenal: laat buurten weer plekken worden waar een kop koffie nog betekent dat je tijd maakt — voor iemands verhaal, voor een lach, voor een traan. Want dat is pas beschaving.

Slotwoord
De kracht van een samenleving zit niet in haar skyline, maar in haar straatstenen. Niet in haar wetten, maar in haar warmte. Niet in haar bestuur, maar in haar burgers.
Laten we die kracht niet kwijtraken. Niet voor winst. Niet voor gemak. Niet voor beeldvorming.
Want uiteindelijk, zoals op Soemo’s WijsNieuws zo mooi staat: “We zijn allen gelijk, lerend om mens te zijn en te blijven.”
Daar begint het. En daar moeten we steeds weer naar terugkeren.



Plaats een reactie